Liedteksten

Het succes van de grote Nederlandse zanger/tekstschrijver Jan Blom heeft mij aangemoedigd me ook aan het schrijven van liedteksten te gaan bezondigen. Hier zijn er een paar:

Duizend keren (liedtekst voor Jan Blom)

Ik woel wat door je haar
Je goudgesponnen haar
Ik strijk eens langs je kin
Je hartgevormde kin
’t Is prima voor mekaar
Ik krijg een beetje zin

[Refrein:]
Duizend keren
Duizend keren
Heb ik ’t al met jou gedaan
Duizend keren
En meestal is het goed gegaan
Zacht genomen
Hard genomen
In mijn armen ben je klaargekomen
***
Ik streel heel zacht je wang
Je rozebloze wang
Bezie je oog in oog
Je staalgrijsblauwe oog
Ik kom al goed op gang
Het zit al aardig hoog

[Refrein]
*** 
Ik aarzel bij je oor
Je fijngeschelpte oor
Ik zoek je mooie mond
Je glanzendrode mond
Ik draai een beetje door
Verlies een beetje grond

[Refrein]
***
Ik daal dan in je nek
Je donsbegroeide nek
Het kuiltje in je hals
Je zwanenzachte hals
Ik word een beetje gek
Ik word een beetje vals

[Refrein]
***
Ik pak je ranke pols
Je sierlijksmalle pols
Ik tast dan naar je hand
Volmaaktgevormde hand
Ik wordt al lichtjes krols
Sta enigszins in brand

[Refrein]
***
Ik zoek en vind een borst
Een zachtgeroomde borst
Ik vinger aan je knop
Je hardgevroren knop
Ik voel dat’k naar je dorst
Verlies zowat mijn kop

[Refrein]
*** 
Glij zachtjes naar je buik
Je welgewelfde buik
Opzij dan naar je dij
Je zachtgespierde dij
Ik spartel in je fuik
En jij, je bent van mij

[Refrein]
***
Mijn hand bereikt je bil
Je golvendstrakke bil
Belandt dan in je tum
Je vochtigwarme tum
Ik sidder en ik tril
Ik neem je in een mum

[Slotrefrein:]
Duizend keren
Duizend keren
Heb ik ’t al met jou gedaan
Duizend keren
En meestal is het goed gegaan
In mijn dromen
In mijn dromen
‘k Ben nooit verder dan je stoep gekomen
©Wim van Campen/24 december 2008

Had ik maar…
Wat was ze nog pril
Wat was ze toch mooi
Door mijn roze bril
Ik deed dus een gooi

[Chorus1:]
Nooit heb ik naar
Nee nooit heb ik naar
Naar mijn moeder geluisterd
Naar wat men heeft gefluisterd
Ik hield van die griet
En ik luisterde niet
Door de liefde verduisterd

***

Ik sloofde me uit
Ze was toch zo mooi
Ik maakte haar buit
En dook in het hooi

[Chorus1]

***
Ik raakte verknocht
Ze was ook zo mooi
Wat was ik verkocht
Een dankbare prooi

[Chorus1]

***
Ik trok bij haar in
Nog steeds was ze mooi
Als in het begin
Van prachtig allooi

[Chorus1]

***
Toen kwam er een kind
Ook dat was heel mooi
Maar ’t drong mij gezwind
Voorgoed in de plooi

[Chorus2:]
Had ik nou maar
Ja had ik nou maar
Naar mijn moeder geluisterd
Naar wat men heeft gefluisterd
Dan zat ik nu niet
Nee dan zat ik nu niet
In een keurslijf gekluisterd

***
En heel ongewild
Ze werd minder mooi
Is de toestand verkild
Geen spoor meer van dooi

[Chorus2]

***
Nu zit ik helaas
Z’is al lang niet meer mooi
Gevangen in ‘t gaasVan een knellende kooi

[Chorus2]

©Wim van Campen/ 19 januari 2009

Idee-fieks
Ik heb een kanjer van een baan
Een goeie zaak, en niet te druk
En waar ik wil kan ‘k gaan en staan
Maar is dat nou geluk?
Het heeft misschien iets fanatieks
Maar ik wil eigenlijk alleen maar Grieks
Ik heb een eigen vrijstaand huis
Met oprijlaan, zo ver je ziet
Ik heb een leven als een luis
En toch, toch dat verdriet

[REF]
Het heeft misschien iets te klassieks
Maar ik wil eigenlijk alleen maar Grieks

Met geld als water op de bank
En spullen zat, niks op de biets
Geen enk’le reden voor gejank
Maar toch ontbreekt er iets
Het heeft misschien ook wel iets zieks
Maar ik wil eigenlijk alleen maar Grieks
Mijn lijf is strak en heerlijk slank
En mijn gezondheid: als een vis
Mij past dus vrolijkheid en dank
Maar toch voel ik gemis

[REF]
Het heeft misschien niets sympathieks
Maar ik wil eigenlijk alleen maar Grieks

Ik heb van alles wel verstand
Doorzie heel snel, dus razend knap
Geheugen als een olifant
Maar één ding da’k niet snap
Het heeft dan ook niets numerieks
Maar ik wil eigenlijk alleen maar Grieks
Ik heb een pracht van een vriendin
Een leuke snuit, een lekker gat
Ze heeft op alle tijden zin
Maar toch, toch mis ik wat

[REF]
Het is misschien een idee-fieks
Maar ik wil eigenlijk alleen maar Grieks
©Wim van Campen/12 maart 2009

Tegenwind Blues
’n Eindeloze winter lang
Heeft-ie daar verstild gestaan
Troosteloosheid in de gang
Werkeloos en afgedaan
Maar dan komt ineens zo’n dag
Vol van vogeltjesgefluit
Dat het godzijdank weer mag
Met je fiets er weer opuit

[REF]
Zoevend laat ik de pedalen
Eindeloos hun rondjes malen
Maar al bij de eerste sprint
Teistert mij de tegenwind

’t Onderstel is nog wat slap
Voor je favoriete sport
Maar met elke nieuwe trap
Voel je dat je sterker wordt

’t Duurt niet lang meer of je straalt
Van een bovenaards genot
Alles uit de kast gehaald
Fietsend als een jonge god

[REF]
Zoevend laat ik de pedalen
Eindeloos hun rondjes malen
Maar, wat ik iets minder vind:
Daar is weer die tegenwind

’t Landschap vliegt aan je voorbij
Het ontgaat je allemaal
‘n Kudde schapen in een wei
Of een boomomzoomd kanaal
Dan de stilte van het duin
En de koelte van het bos
Bloemenweelde in een tuin
Nee, je gaat alleen maar los

[REF]
Zoevend laat ik de pedalen
Eindeloos hun rondjes malen
Maar wat maakt het onbemind?
Altijd weer die tegenwind

Loopt het allemaal weer mis?
Sta je stijf van haat en nijd?
Eenmaal in het zadel is
Alles vlot verleden tijd
Beukend tegen een orkaan
Wordt je rotbui weggewaaid
Maar als je weer t’rug wilt gaan
Blijkt de wind te zijn gedraaid

[REF]
Zoevend laat ik de pedalen
Eindeloos hun rondjes malen
Maar wat op den duur verblindt:
Steeds is daar die tegenwind

‘k Ben niet vies van tegenslag
Word je stevig van en hard
Maar het liefst niet elke dag
En niet al vanaf de start
Want als alles lekker gaat
Moeiteloos en vliegensvlug
Denk je toch met lichte haat
Aan de zware weg terug

[REF}
Zoevend laat ik de pedalen
Eindeloos hun rondjes malen
Wat me toch nog steeds niet zint
Is die stomme tegenwind

©Wim van Campen/26 april 2009

De Hollandse berg

Net als vele landgenoten

Voel ik me pas echt een grote

Als ik hoor bij al die drommen

Die de Alpe d’Huez beklommen

Dus begin ik vol vertrouwen

Uitgezwaaid door mooie vrouwen

Aan de helse tocht der tochten

Met z’n eenentwintig bochten

Al meteen vanaf de voet

Knaagt de helling aan mijn moed

’t Eerste stuk is heel gemeen

Door bocht eenentwintig heen

[Chorus ]

En in elke bocht dat bord!

Met z´n sombere getallen

Over hoe ’t nog zwaarder wordt

Die je stemming steeds vergallen

‘t Blijft nog even tien procent

Maar je raakt eraan gewend

‘k Heb nog nauwelijks verval

En daar is bocht twintig al

Daarna wordt het minder zwaar

Nog een vrij kort stukje maar

En ik ga de zegen zien

Van bocht nummer negentien

‘k Voel mezelf nog steeds een harde

Klimmend naar het dorp La Garde

‘k Laat een roekeloze lach zien

Bij het ronden van bocht achttien

Dan, het dorp de rug toe kerend

Wordt mijn slag al minder verend

Lullig dat ik even grien

Stampend naar bocht zeventien

Nu, weer naar La Garde toe,

Voel ik me oneindig moe

En daar laat zich al de stress zien

Van die duivelse bocht zestien

Als ‘k La Garde weer verlaat

Ga ik bijna van m’n graat

Op het lange, rechte stuk

Naar bocht vijftien zit ik stuk

‘k Schakel nog een tandje terug

En de pijn kruipt in m’n rug

Als ik afgemat kan neerzien

Op het asfalt van bocht veertien

Al m’n kracht wordt weggezogen

En het snot komt voor m’n ogen

Ik moet lang uit de pedalen

Wil ik nog bocht dertien halen

Als de route weer verandert

En door ‘t bos omhoog meandert

Denk ik, God wat een gedrocht

Zwalkend door de twaalfde bocht

’t Gaat nu sneller heen en weer

Maar mijn hele lijf doet zeer

Grote twijfel aan mezelf

Overvalt me bij bocht elf

Wankelend het bos weer uit en

Met totaal verzuurde kuiten

Ben ik hopeloos gezien

Bij het ingaan van bocht tien

Keren en het bos weer in

Met gezonde tegenzin

Nooit kwam ik mezelf zó tegen

Als bij ’t nemen van bocht negen

In de schaduw van de bomen

Kan ik iets op adem komen

Krijg ik weer een beetje kracht

Kruisend buitenom bocht acht

Met de zon weer op m’n kop

Krijg ik last van hongerklop

Wat is dit een hondenleven

Kreun ik, stampend door bocht zeven

Nu, met pijn in elk gewricht

Krijg ik woningen in zicht

Langs het kerkje van Huez

Ben ‘k al bijna bij bocht zes

Linksomkeert het dorp weer in

Eén keer nog de beuk erin

Met mijn afgebeulde lijf

Scoor ik toch maar mooi bocht vijf

Als ‘k Huez de rug toe keer

Kan ik werkelijk niet meer

Wat is hiervan het plezier

Overweeg ik bij bocht vier

Bijna had ik ‘t opgegeven

Maar dan kom ik weer tot leven

Als ik daar mijn einddoel zie

In de verte bij bocht drie

Dan, ineens, een fotograaf

‘k Recht mijn rug en glimlach braaf

’t Valt me eigenlijk best mee

De beklimming naar bocht twee

Ik begin alvast te stralen

Bij ’t besef dat ik ’t ga halen

Vóór de finish zit alleen

Nog een rottige bocht één

[Laatste Chorus]

En daar is het laatste bord!

Met z’n sombere getallen

Maar hoe zwaar het ook nog wordt

’t Kan de pret niet meer vergallen

‘k Ga volledig uit m’n dak

Als ‘k de laatste helling pak

Wie de Alpe bedwingen kan

’s Immers pas een echte man!

© Wim van Campen/24 juli 2009

Ball Risks

De rug gekromd,

de handen laag aan ’t stuur.

Je lichaam stompt,

de wind staat als een muur.

En dan, verdomd,

– je fietst maar net een uur –

als dát weer komt

wat ik heel slecht verduur.

[REF:]

Het risico van wielersport:

een kruis dat gaat verdoven,

waardoor je gaat geloven

dat paalmans nooit meer wakker wordt.

Je schuift wat op

je zadel heen en weer;

of wat voorop,

en achterop een keer.

’t Lucht even op

– je voelt je jongeheer –

maar kort erop

is daar die dofheid weer.

[REF]

Je gaat verwoed

op de pedalen staan.

Zo kan het bloed

weer naar je zitvlak gaan.

Wat voelt dat goed,

verzucht je dan voldaan.

´t Blijkt overmoed:

daar komt die dooi weer aan

[REF]

Je pik verzaakt.

Je scrotum wordt gekloofd.

Steeds eerder raakt

je onderlijf verdoofd

en stilaan haakt

een angst zich in je hoofd:

stel dat-ie staakt;

mijn man-zijn wordt ontroofd.

[REF]

Na elke rit

recupereert zich traag

mijn doodse lid.

’t Is altijd weer de vraag:

wordt ie nog fit

of gaat het om een plaag

die dieper zit

dan ik als man verdraag?

[SLOTREF:]

Een fietser’s grootste zegepraal

(na lang en moeizaam sloven

je ongemak te boven):

ontwaken met een ochtendpaal.

 ©Wim van Campen/1 januari 2010

Onverzadigbaar

Wat was ik gek op haar

Wat ging ik voor de bijl

Ik dook  in allerijl

Dus met haar onder zeil

Ik had het voor elkaar

Maar binnen nog geen jaar

Was ik niet meer zo geil

Ze had ook weinig stijl

Dus ‘k zocht algauw mijn heil

Bij een vriendin van haar

[Refrein:

Steeds weer gaat er iets kapot

op de weg naar het genot.

Altijd gaat er wel iets stuk

tussen hier en het geluk.

Het duurde even maar

En dat nog wel terwijl

Ik stiekem onderwijl

In ’n ander bed verzeil

Wat is de liefde raar

[Refrein]

Hoeveel ik ook ervaar

Met hoevelen ik kwijl

Bij hoeveel ik verwijl

Het is beneden peil:

‘k Blijf onverzadigbaar

[Refrein]

Wim van Campen/mei 2017

Geweldig stel

Het plekje naast je was nog vrij

De trein was vol en heet

En wij heel licht gekleed

We zaten praktisch dij aan dij

Mijn adem stokte in mijn keel

Je was onwerelds mooi

Ik dacht: ik doe een gooi

En praatte over weet ik veel

[Break]

Ik vond ons een geweldig paar

Dat leuk zou omgaan met elkaar

Ik zag ’t de mensen denken

Wat zit dat stel goed in z’n vel

Ik zag ze ’t allemaal denken

Mijn dank ging uit naar de NS

De rit was flink vertraagd

Ik heb ’t gewoon gevraagd

En kreeg je nummer en adres

Ik vroeg niet eens of het al kon

Ik dacht: gewoon maar doen

Een iets te kleffe zoen

Dat was het op het eindstation

[Break]

Wat zijn we een geweldig paar

Dat heel leuk omgaat met elkaar

Je zag ’t de mensen denken

Wat zit dat stel goed in z’n vel

Je zag ze ’t allemaal denken

‘t Was dringen in de bruine kroeg

Toch vond ik haar meteen

Mijn armen om haar heen

Een hele avond voor de boeg

Ik raakte steeds meer van de kook

En zij kreeg ook wel zin

Dus was ’t gewoon win-win

Dat zij die nacht mijn bed in dook

[Break]

Wat zijn we een geweldig paar

Dat heel leuk omgaat met elkaar

Je ziet ’t de mensen denken

Wat zit dat stel goed in z’n vel

Je ziet ze ’t allemaal denken

Ik zorgde dat ze bij me bleef

Volledig in haar ban

Het paste in haar plan

Dat zij me tot vervoering dreef

Ze stond al heel gauw aan het roer

Ik leefde in een waas

En zij, zij was de baas

En ik allang niet meer zo stoer

[Break]

Wat zijn we een geweldig paar

Dat heel leuk omgaat met elkaar

Je ziet ’t de mensen denken

Wat zit dat stel goed in z’n vel

Je ziet ze ’t allemaal denken

Heel langzaam rees bij mij ’t besef

Van mijn beperkt bestaan

Van alle glans ontdaan

Zo onderworpen aan de chef

Zij had in alles de regie

Het kostte me veel moed

Maar ‘k heb me toch voorgoed

Ontworsteld aan haar tirannie

[Break]

We waren een geweldig paar

Dat heel leuk omging met elkaar

Je zag ’t de mensen denken

Toch zat dit stel niet goed in ‘t vel

Wat ook de mensen denken

Wim van Campen/mei 2017

Lakenballade

Je kunt een potje schaken,

je eigen sokken haken,

of mooie foto’s maken.

Toch kun je onder ’t laken

jezelf het best vermaken.

Je kunt een reis gaan maken,

geheime codes kraken

of aan de drank geraken.

Toch kun je onder ’t laken

jezelf het best vermaken.

Je kunt ook gaan in zaken,

een bord met pijltjes raken

of vogelkreten slaken.

Toch kun je onder ’t laken

jezelf het best vermaken.

Men spaart wel oude knaken,

geniet van fijne smaken

of schreeuwt het van de daken..

Toch kun je onder ’t laken

jezelf het best vermaken.

Je kunt ook rechters wraken,

gaan handelen in aken

of nachtenlang doorwaken.

Toch kun je onder ’t laken

jezelf het best vermaken.

©Wim van Campen, februari 2011