Blinde bekoring
[ Waar je je in hebt vastgebeten, word je juist door opgegeten - Wim van Campen]
◄1►
De telefoon zwijgt en dat betekent dat de kassa ook niet rinkelt vandaag als dat zo blijft. Sinds ik noodgedwongen voor mezelf ben begonnen zit ik maar al te vaak achter mijn bureau in mijn eentje naar een zwijgende telefoon te staren. In mijn uitgewoonde appartementje waarvan ik me afvraag hoe ik in godsnaam straks de maandhuur weer moet opbrengen. Ik blijf maar hangen in somber gepeins. In plaats van in actie te komen om de telefoon wat vaker aan de praat te krijgen. Weer te veel gedronken, gisteravond, en nu dus opgezadeld met een wattig hoofd dat tot weinig actiebereidheid aanzet.
De brievenbus kleppert. Ik vis een brief uit de stapel reclametroep. Zwitsers postzegel. Gejaagd scheur ik ‘m open. Alles gaat goed met haar en de kinderen. Gelukkig als toen zal ze nooit meer zijn, maar er is mee te leven. Nee, denk ik voor mezelf, geluk is er niet meer bij. Maar dit is ook geen leven.
Ik pak de oude sigarenkist van mijn vader uit een bureaula en stop de brief daarin. Nadat ik de inhoud nog eens vluchtig heb doorgevingerd. Al haar eerdere brieven, een gekreukelde wandelkaart, een menukaart met op de achterkant een kusafdruk en een krabbeltje van een pijldoorboord hart met de namen “Klari” en “Marcel”, een belachelijke badmuts en een weekprogramma van de “Klub” van het Kurhotel in Sankt-G.
◄2►
Geen saaiere plaats op aarde dan een Zwitsers hotel, vooral als het is gesitueerd in een Zwitserse provincieplaats. Daar was ik dus een paar dagen neergestreken, want in mijn vak kom je nog eens ergens. Mijn redactiechef had me de klus voorgehouden als gold het een reis naar het beloofde land. Een weekje gezonde berglucht inademen én de groten der aarde ontmoeten, zo liet hij zijn worst voor mijn neus bungelen.
Ik wist dat al ettelijke collega’s zich met meer of minder doorzichtige smoezen aan het slaapverwekkende internationale congres hadden weten te onttrekken, maar ik had me laten strikken. Eigenlijk wilde ik er best eens even helemaal uit na een maand waarin ik continu van hot naar her was gerend en thuis ook niet echt tot rust was gekomen met twee drukke tieners en een vrouw die voor het minste of geringste mijn stut en steun opeiste.
Daar zat ik dan in het Kurhotel van Sankt-G. na twee dagen te hebben rondgedoold in een complex zalen waar een internationaal gezelschap van half-gemankeerde types bezig was elkaars belangrijkheid op te poetsen. De mij voorgespiegelde groten der aarde bleken te bestaan uit een stel middelmatige politici met als topstuk een Amerikaanse ex-minister van Buitenlandse Zaken en een groep ondernemers die bij gebrek aan andere bewonderaars maar heel erg tevreden waren met zichzelf.
Het hotel waar ik was ondergebracht slaagde er niet in met zijn interieur de indruk vast te houden die zijn imposante façade wekte. Het pluche, teakhout en marmer overheersten weliswaar, maar konden toch niet verhelen dat de gouden eeuw van dit pand tot het verleden behoorde. De eerste avond had ik er wat aan de bar gehangen nadat ik mijn plichtmatige stukje naar de krant had doorgestuurd. Bij gebrek aan boeiend gezelschap was ik al vroeg naar mijn kamer afgedropen, had daar nog wat weinig inspirerende tv gekeken en was mijn bed ingedoken.
◄3►
De tweede avond liep ik, na weer zo’n plichtmatig stukje tekst voor het vaderland, nog wat lusteloos rond door de lobby naar een uitnodigend bedoelde zuilengalerij die uitkwam bij een marmeren trap met een leuning van heftig siersmeedwerk. Een omlaag gerichte pijl gaf aan dat zich beneden een `Klub` bevond.
- Ach, erger kan het niet worden, dacht ik en daalde de trap af om poolshoogte te nemen. Van beneden kwamen flarden belegen dansmuziek me tegemoet en toen ik de deur naar de club opende, belandde ik in een halfduistere ruimte, gevuld met pluchen bankjes, gegroepeerd om ronde tafeltjes, gescheiden door met pluche beklede wandjes waarbovenuit hier en daar enkele hoofden staken. Achterin bevond zich een halfrond podium waarop drie muzikanten bezig waren een dansorkest te simuleren.
Toen ik van de eerste schrik was bekomen, besloot ik dapper stand te houden en ik liet me zakken in een onbemensd zitje. Daar werd ik meteen bestormd door een blondine, gehuld in een schuimend Tirolerbloesje waaruit haar stevige borsten voor de helft te voorschijn kwamen, opgeduwd als ze werden door een strak om haar ondertors, taille en heupen sluitend tuniekje. Ik bestelde een glas van het strafste spul dat ze in huis hadden, want ik voorvoelde dat ik dat die avond nodig zou hebben.
Toen mijn drankje voor me werd neergezet, viel me op dat in het midden van het tafelblad een beeldscherm was ingebouwd waarop de bezoekers een elektronisch tennisspel konden spelen. Zo weinig vertrouwen is er blijkbaar bij het management in de amusementswaarde van het hier gebodene, bedacht ik cynisch. Ik speelde wat met de handgreep in de zijkant van het tafeltje, maar lang kon het geprojecteerde solotennis me niet boeien. Met het glas aan de mond monsterde ik het gezelschap dat hier mèt mij was aangespoeld. Ik zag merendeels wat oudere mannen eenzaam aan hun tafeltjes zitten. Er waren enkele stellen die zich op gezette tijden naar het dansvloertje bewogen.
In een ver hoekje zat een vrouw met lege blik voor zich uit te staren. Ondanks een schrijnend gebrek aan vrouwelijke danspartners had kennelijk nog geen enkele van de alleengaande mannen het aangedurfd haar te benaderen. Ze had zich dan ook omgeven met een pantser van ongenaakbaarheid. Daarachter ging zoveel triestheid schuil en nòg de nodige niet direct thuis te brengen raadselachtige gevoelens dat ik mijn ogen niet van haar af kon houden. Ik zocht contact met de hare, maar, hoewel haar blikken van tijd tot tijd de mijne kruisten, keek ze dwars door me heen, zoals door alles in haar omgeving waarvan niets tot haar door leek te dringen.
◄4►
Hoe ik ook mijn best deed mijn aandacht op andere zaken te richten, het lukte me maar voorbijgaand haar van mijn netvlies te krijgen. En dat lag echt niet alleen aan het nijpende gebrek aan andere boeiende visuele impulsen in die spelonk. Hoe vaker ik naar haar keek, hoe meer ik gefascineerd raakte door haar verschijning en het aura van intrigerende, intense gevoelens dat haar omkranste. Voor zover ik dat in het halfduister kon zien, was ze niet ouder dan hooguit begin dertig. Ze had een mooi, ovaal gevormd gezicht en een bos donkerblonde krulletjes. Verder viel me haar bijna doorschijnende, melkwitte huidskleur op. Het geheel maakte een wat popperige indruk, een lievigheid die niet helemaal van deze harde wereld was. Opvallend waren ook haar ogen met de blik als die van een gewond kind.
Toen het “orkest” na een korte pauze terugkeerde op het podium en iets met een blikkerige tweekwartsmaat inzette dat herinneringen opriep aan een afgetrapte dansschool met zwetende middelbare scholieren, besloot ik dat ik niets te verliezen had als ik nu op haar afstapte. Bij het naderen van haar tafeltje struikelde ik in het halfduister over een verraderlijk treetje. Ik viel half over haar heen, waardoor ik zowel mijn waardigheid als mijn zorgvuldig geprepareerde openingstekst kwijtraakte. Terwijl ik overeind krabbelde stamelde ik wat verontschuldigends in een onsamenhangend mengsel van drie talen. Zij had me in een reflex vastgepakt en er trok een klein lachje om haar mond dat het bijzonder goed deed bij haar droeve ogen. In zangerig Zwitser Duits vroeg ze of ik me had bezeerd.
- Helemaal niet, loog ik in mijn beste Hoogduits, maar het spijt me dat ik ú zeer heb gedaan. Zij ontkende dat op haar beurt beleefd. Intussen slaagde ik er niet in mijn ogen van haar af te houden en het drong tot me door dat ik een dubbele val had gemaakt. Ik was niet alleen over haar heen gevallen, maar als een blok vóór haar gevallen.
- Ik had u eigenlijk willen vragen met me te dansen, maar dat ziet u nu vast niet meer zitten met zo’n lomperd. Vind u het goed als ik even bij u kom zitten?
Voor alle zekerheid wreef ik toch maar even met een pijnlijk gezicht over mijn knie. Ze knikte en schoof een eindje op. Ik liet me op haar bankje zakken, zo dicht als ik bij haar durfde te gaan zitten.
- Ik heet Marcel, stelde ik me voor. Ik kom uit Holland en ik ben hier een paar dagen voor mijn werk.
Ze pakte mijn uitgestoken hand vluchtig vast en stelde zich voor als Klari. Die typisch-Zwitserse truttige naam klonk mij als hemelse muziek in de oren, zoals ze ‘m uitsprak met een zingende “a” die licht naar een “o” neigde. Ik legde haar uit dat ze door mijn val, althans voorlopig, aan een ramp was ontkomen, want de laatste keer dat ik op dit soort muziek had gedanst was in mijn scholierentijd en dat had bosjes geplette tenen opgeleverd. Zij gaf aan dat haar hoofd totaal niet naar dansen had gestaan, zodat ze me zonder meer zou hebben afgewezen. Maar, omdat risico’s en gevaar een soort fatale aantrekkingskracht op haar hadden, wilde ze nu de gok wel met me wagen, zei ze.
De band had intussen een andere, niet van de voorgaande te onderscheiden deun ingezet en ik stond meteen met uitgestoken hand op om haar naar de vloer te leiden. Even later legde ik mijn armen om haar heen en ik slaagde er waarachtig in een paar geloofwaardige pasjes uit mijn onderbewuste op te diepen. Algauw kon ik ze weer vergeten, want we cirkelden wat mij betreft in trance rond op de verlaten dansvloer. Ik was mij alleen nog maar bewust van haar aanwezigheid, van haar warme lichaam dat ik tegen me aandrukte op een manier die mijn oude dansleraar ten stelligste zou hebben afgekeurd.
Haar voeten bewogen met een routineus automatisme op de maat van de muziek en ze nestelde zich in mijn armen alsof ze daar steun zocht. Onze wangen raakten elkaar af en toe, terwijl we wat vragen en antwoorden in elkaars oor fluisterden.
Na een paar nummers keerden we terug naar onze plaats en zetten we de kennismaking voort. Zij kwam uit de stad L., vertelde ze, en was hier neergestreken om wat op adem te komen, haar man en twee kleine kinderen daar achterlatend. Uit de manier waarop ze dat zei maakte ik op dat er meer aan de hand was dan een weekeindje weg van moeders. Nadat nieuwe drankjes waren aangevoerd probeerde ik haar heel voorzichtig verder uit te horen, terwijl ik af en toe ook wat brokjes informatie over mezelf inruilde.
We dronken intussen meer dan goed voor ons was en dat schroefde mij op tot een gênante joligheid die bij haar toch nog redelijk in de smaak viel. Al was het maar, vermoedde ik, om even verlost te zijn van wat er aan onbestemde narigheid in haar hoofd rondspookte. Ze werd ook wat loslippiger en zo kwam ik aan de weet dat zij een jaar of zes geleden halsoverkop was getrouwd, vrijwel direct na het afronden van haar studie Frans. De snelle komst van een dochtertje en een zoontje had haar sindsdien gedrukt in de rol van huisvrouw, een rol die in haar milieu sowieso als passend werd beschouwd voor een getrouwde vrouw. Haar dochtertje Hélène was nu vijf jaar en haar zoontje Bastien vier, vertelde ze met oplichtende ogen.
Ik raakte nog meer in haar ban en het verlangen om haar in mijn armen te nemen werd zo sterk dat ik haar hand pakte en haar weer meetrok naar de dansvloer. We omklemden elkaar als twee drenkelingen en wiegden onszelf heen en weer op de muziek zonder van onze plaats te komen. Ik duwde mijn neus in haar geurige haren en zij legde haar hoofd op mijn schouder; haar lippen raakten heel licht mijn hals en ik drukte haar nog wat steviger tegen me aan.
We werden ons pas weer bewust van de buitenwereld toen de bandleider het einde van het optreden aankondigde. De bandleden persten nog een paar laatste wanklanken uit hun instrumenten en er floepte tl-verlichting aan die het interieur onbarmhartig bescheen. We maakten ons van elkaar los en ik merkte dat we de enig overgebleven gasten waren. We liepen licht wankelend terug naar onze plaats en leegden treuzelend onze glazen.
◄5►
Ik was me nog aan het bezinnen op een passend vervolg toen ik haar gezicht zag betrekken. Haar ogen werden vochtig. Tevergeefs probeerde ze zich te verzetten tegen opkomende snikken. Ze drukte haar gezicht tegen mijn borst. Ik sloeg mijn armen om haar schokkende lijfje en streelde sussend haar haren. Beschaamd maakte ze zich weer wat van me los. Ik zag een betraand gezicht waarin de uitdrukking als van een gewond kind weer helemaal terug was.
Ik hielp haar opstaan en ondersteunde haar de trap op naar boven. De verwijtende blik van de nachtportier priemde in mijn rug toen we de hal doorkruisten richting lift. Ik bleef haar stevig vasthouden tot aan de deur van mijn kamer, waar ik een arm los wurmde om mijn sleutelkaart in de aanslag te brengen. Met één hand duwde ik de deur open en met één voet schopte ik ‘m achter ons weer dicht.
Half dragend bracht ik haar naar het bed, waar ik haar voorzichtig op tilde en zachtjes neerlegde. Haar betraande hoofd op het hoofdkussen, warrig omkranst door een bos blonde krullen, ontroerde me hevig. Ik ging naast haar zitten op de rand van het bed, pakte haar hand en streelde haar haren.
Ik moet daar zeker een uur zo hebben gezeten. In dat uur werd het snikken langzaamaan minder totdat er maar af en toe nog een licht schokje door haar lichaam trok. Haar gezicht ontspande, haar ademhaling werd rustiger, haar ogen vielen dicht. Haar mond opende zich licht. Ik wachtte tot regelmatige zuchtjes aangaven dat de slaap zich over haar had ontfermd.
Voorzichtig maakte ik me van haar los. Ik dempte de verlichting. Om haar niet te wakker te maken liet ik het bij het uittrekken van haar schoenen en het openen van het kraagje van haar bloes. Ik dekte haar zachtjes toe en bleef zo nog een tijdje naar haar staren, me afvragend hoe een mens in godsnaam zo verschrikkelijk kan vallen voor een vrouw die je net een paar uur kent. Of – kennen was het woord niet, natuurlijk – want wat wist ik nu helemaal nog van haar?
◄6►
Ik dacht terug aan die andere keren. Nooit zomaar een béétje weg van een vrouw, maar altijd weer de grond volledig onder me vandaan en een diepe val in een reddeloos en redeloos soort verliefdheid. En altijd was er ook iets van een intense zieligheid of tenminste kwetsbaarheid in het spel. Als kind had ik dat al, als ik mijn moeder moet geloven. Ik smolt weg van elk zielig beestje, en zo kwam ik geregeld thuis met een schurftig zwerfkatje, een gewonde duif of een zieltogend veldmuisje.
Het eerste vriendinnetje dat ik thuisbracht was een slonzig scharminkeltje met hoofdluis, en toen mijn vader later vroeg wat ik in ’s hemelsnaam moest met dat schepsel, was ik hogelijk verbaasd dat hij geen enkel begrip kon opbrengen voor mijn relaas over haar rotsituatie thuis met een vader die haar sloeg en een moeder die haar verwaarloosde.
Zo was het steeds gegaan met alle volgende vriendinnetjes en latere vriendinnen. Tot en met mijn vrouw Gaya. Toen ik die leerde kennen was ze een schuchter en kwetsbaar meisje, murw gebeukt door een dominante vader die haar geen enkele vrijheid en ruimte liet om het echte, harde leven te leren kennen, met het gevolg dat ze daarna totaal niet tegen dat leven was opgewassen. De vrouwenredder in mij was weer op slag gevallen voor haar kwetsbaarheid en afhankelijkheid en zij, ze klampte zich aan me vast als een schipbreukelinge die eindelijk een stuk drijfhout te pakken heeft gekregen.
Lange tijd hadden we het uitstekend met elkaar getroffen. Ik kon mijn hart ophalen door haar te beschermen en voor haar op te komen. En ik hield daarmee haar afhankelijkheid in stand, natuurlijk. Zij, die zich amper buitenshuis durfde te vertonen, zij liet zich dat allemaal dankbaar aanleunen.
Maar op den duur was het toch allemaal gaan wringen. Zij stelde zich binnenshuis steeds baziger en veeleisender op, totdat ik het uiteindelijk nooit goed genoeg meer kon doen in haar ogen. Haar onvrede over haar angsten buitenshuis liep uit op een aanhoudend geklaag en gezeur binnenshuis. Daar gaf ik haar ook alle reden voor, want geleidelijk aan was ik mijn heil steeds meer buiten de deur gaan zoeken. Ik stortte me zó op mijn werk dat ik ongewild carrière maakte, wat me weer in een situatie bracht dat ik steeds vaker op pad was en ook steeds vaker langere tijd van huis. Wat me dan thuis weer op geweeklaag kwam te staan – en op het schuldige gevoel dat ik mijn twee tienerdochters veel te weinig zag en daardoor veel te veel van hun razendsnelle ontwikkeling miste.
Dat ging allemaal zo’n beetje door me heen terwijl ik met een brok in m’n keel de wacht hield bij een slapende Klari. De vermoeidheid begon bij mij ook toe te slaan. Het liep intussen tegen drieën, zag ik, dus commandeerde ik mezelf naar de badkamer, gooide mijn kleren in een hoek, poetste mijn tanden, plensde wat koud water in mijn gezicht, en vroeg me intussen af hoe en waar ik de rest van de nacht zou gaan doorbrengen. Bij gebrek aan alternatieven schoof ik mezelf ten slotte maar onder de dekens naast Klari, zo stil mogelijk om haar niet wakker te maken. Nog even luisterde ik naar haar regelmatige ademhaling, maar al snel moet ik als een blok in slaap zijn gevallen.
◄7►
Ik werd wakker met een arm om me heen en een warm slapend lichaam van achteren tegen me aan. Het duurde even voordat de alcoholnevel in mijn hoofd wat was opgetrokken. Toen alles me weer zo’n beetje helder voor de geest stond, tastte ik onderzoekend achter me. Ze was eerder die nacht kennelijk even wakker geworden, had zich uitgekleed en was onder de dekens naast me komen liggen. Ik voelde een bloot been, een in slip gehuld stel billen en een blote rug. Nu klaarwakker trok ik haar nog wat dichter naar me toe. Ik hoorde haar zachtjes zuchten achter me en er trok een schokje door de arm die over mijn borst lag. Ik werd me bewust van een stel stevige borsten tegen mijn rug. Er kwam leven in mijn kruis.
Voorzichtig draaide ik me om. Ik wurmde een arm onder haar bovenlijf, sloeg de andere arm om haar heen en trok haar naar me toe. Mijn erectie zocht opdringerig een weg naar haar schoot.
Ze zuchtte weer en in het verse daglicht zag ik haar ogen half opengaan, en ze daarna ver opensperren toen ze zich realiseerde in welk parket ze daar lag. In lichte paniek duwde ze me van zich af. Ze begon zich op te richten, maar ik liet haar niet gaan. Sussend streelde ik haar rug en haar haren. Ik produceerde een stroom van geruststellend bedoelde onzinwoordjes en voelde haar paniek wijken voor aarzelende ontspanning. Ik bleef haar strelen en zocht met mijn mond haar schouder, haar hals, haar wang en ten slotte haar mond. Haar laatste weerstand smolt weg. Eerst nog passief onderging ze mijn zoenen en de aanrakingen van mijn onderzoekende handen, maar algauw voelde ik het weerwerk van haar mond en van haar armen die ze weer om me heen had geslagen.
Mijn handen vonden haar borsten en, terwijl ik ze verder omlaag dirigeerde, volgde mijn mond waarmee ik me afwisselend aan haar tepels vastzoog. Ze kreunde zachtjes toen mijn hand via haar buik neerdaalde tot in haar slipje. Ze tilde haar billen lichtjes op om me te helpen de slip omlaag te trekken en ze trok haar knieën op zodat ik het broekje over haar benen naar beneden kon schuiven richting haar voeten.
Haar dicht tegen me aandrukkend bleef ik haar strelen en zoenen tot haar volledige overgave. Ik nam die in ontvangst, zoals je dat doet met een kostbaar geschenk: niet schielijk de verpakking eraf rukken om snel bij de inhoud te komen, maar zorgvuldig eerst de strik verwijderen en dan behoedzaam het papier afwikkelen.
Zij was het die me tenslotte over zich heen trok, haar benen opende om me toe te laten in haar prachtige lijf. Ik weerstond met glans de verleiding met kracht bij haar binnen te dringen en op jacht te gaan naar mijn eigen genot. Voorzichtig zocht ik een ritme waarop ik haar voelde meedeinen, haar ondertussen strelend en zoenend waar ik maar kon. Ik voelde de heftigheid van haar bewegingen toenemen totdat ze onder het slaken van een paar lichte kreuntjes rillend onder me klaarkwam.
Ik draaide haar een kwartslag om, duwde haar knieën omhoog en drong zijwaarts tussen haar billen opnieuw bij haar naar binnen. Ze rukte aan mijn benen om het vereiste tempo aan te geven en, terwijl ik haar borsten en billen bleef strelen, overviel ons samen een zinderend orgasme.
Nog twee keer kwam die ochtend mijn onderdeel weer tot leven waarop we dan koortsachtig op jacht gingen naar nieuwe hoogtepunten. Totdat we uiteindelijk uitgeput in elkaars armen weer in slaap vielen.
◄8►
Een gat was al in de nieuwe dag geslagen toen we weer tot leven kwamen. Ze lag me kennelijk al even aan te kijken toen ik mijn ogen opendeed. Haar blik drukte schuld uit, of verdriet of ontsteltenis, of iets daartussenin. Ik realiseerde me met schrik dat ik me al vier uur eerder had moeten melden bij de zoveelste sessie in het congrescentrum. Zij was inmiddels ook weer in de harde werkelijkheid terechtgekomen en die stemde haar nog een stuk somberder dan de mijne. Er kwamen weer tranen te voorschijn en ze trok zich nog wat verder van me terug.
- Wat zijn we aan het doen?, vroeg ze zich hardop af.
- Schuilen bij elkaar? Beetje warmte, beetje troost zoeken?, probeerde ik.
- Schuilen? Troost? Heb jij dat nodig dan?
- Als je me dat gisteren had gevraagd, had ik ’t manmoedig ontkend. Maar nu ben ik er niet meer zo zeker van. Ik weet niet wat je met me gedaan hebt, maar toen ik je vannacht naar bed bracht en nog een tijdje naar je zat te staren was daar ineens het besef dat ik behoorlijk ben vastgelopen. In mijn werk, in mijn gezin, in mijn relatie, in alles.
- Ik had gisteren een heel andere indruk van je. Je leek me zo’n opgewekt, ongecompliceerd type. Je hebt me laten lachen en dat had ik zó nodig. Even verlost van alle narigheid. Sorry dat ik me zo aan je heb vastgeklampt.
- Mijn gevoel is eerder dat ik me aan jou heb opgedrongen. En dat dat eigenlijk het laatste is waar je behoefte aan had in jouw situatie – hoe die er verder ook uitziet. Toch zeg ík geen sorry, want ik heb eigenlijk nergens spijt van. Integendeel, ik heb het lang niet meer zó naar mijn zin gehad als bij jou.
- Ik had het ook naar mijn zin. Maar dat maakt het allemaal alleen maar moeilijker. Ik ben hiernaartoe gekomen om een weekje rustig na te denken over wat ik verder wil met mijzelf en met mijn leven. Op deze manier komt daar niet zoveel van terecht.
Ik trok haar weer dicht tegen me aan, wat ze licht tegenstribbelend toeliet.
- Ik vind je prachtig. En fijn. We hebben het allebei naar ons zin. Even geen spoken meer. Wat gisteren lukte, gaat vandaag zeker ook lukken. En morgen. En overmorgen. Wat is daar nou verkeerd aan? Wie doen we daar kwaad mee?, probeerde ik haar te sussen.
- Ik voel me zó schuldig. Zó’n slechte moeder. Mijn kinderen achtergelaten. Zómaar het huis uitgelopen ben ik. Ik hield het er niet meer uit. En nu dit. Nu voel ik me nog een slechte vrouw ook.
Ze begon weer onstuitbaar te huilen. Ik had nog nooit zoiets moois gezien. Nog dichter tegen me aan trok ik haar. Ze keek naar me op met die prachtige ogen in haar albastbleke, betraande gezicht. Ik smolt weg. Zoende haar betraande ogen, likte de tranen van haar wangen en zocht haar mond. Ze verslapte, klemde zich toen in alle hevigheid aan me vast. Begon me onstuimig terug te zoenen.
We rolden terug op het bed. Ik streelde haar waar ik kon. Belandde bij haar aandoenlijke, donzige tummetje waarin ik voorzichtig met mijn duim plaats maakte voor het grotere werk. Ze zuchtte. Richtte haar onderlijf hunkerend naar me op. Voegde zich in mijn tempo dat ik langzaam opvoerde, terwijl ik met mijn duim haar knopje masseerde. Haar adem stokte, haar lichaam schokte en ze kreunde zacht.
Ik bleef in haar, langzaam verder bewegend, met mijn mond vastgezogen aan de hare. Ik voelde de genotsgolf vanuit mijn onderlijf naar mijn hoofd flitsen. Zij verkrampte. Ik hoorde haar weer kreunen met dat licht grommende keelgeluid dat mij al vertrouwd in de oren was gaan klinken.
Ik bleef op haar liggen om nog een keer het wonder te zien van haar ogen die zich langzaam openen, zich losmaken van verre horizonten om zich dan op de mijne te richten. Zoals een engel kijkt die net uit de hemel is afgedaald. Maar engelen hebben hier op aarde een korte houdbaarheidsduur. Tegen de poel van verdriet en ellende die wij er hier van hebben gemaakt, is hemels geluk niet lang bestand.
Dat spraken haar ogen allemaal uit, zonder dat we een woord hadden gewisseld. Het hemelse was alweer uit haar blik verdwenen, en vervangen door die van een gevallen engel.
- Wat is er toch allemaal met je gebeurd, meisje?
Er was me ineens alles aan gelegen haar pijn te verjagen. Maar daarvoor moest ik die eerst zien te peilen.
- Nu even niet.
Afwerend wurmde ze zich onder me uit.
- Kom mee douchen, paste ik me razendsnel aan.
- De dag is niet lang meer en we hebben nog een heleboel te doen.
Ze keek me vragend aan, maar ik troonde haar mee naar de badkamer, stapte bij haar in de badkuip en draaide de douchekraan open. Ze gaf een gilletje bij de eerste koude waterstraal. Toen het water wat warmer was geworden richtte ik de straal opnieuw op haar. Ik zeepte haar grondig in en daarna mezelf. Tegen elkaar aangeleund lieten we het schuim weer van onze lijven afdruipen. Ik draaide haar met haar rug tegen mijn borst. Richtte de straal op haar tummetje. Liet mijn vrije hand erin rondwoelen om het water alle uithoeken te laten binnendringen. Ze gaf een paar gilletjes.
Ik ben op de goede weg, dacht ik. Draaide de kraan dicht, hielp haar uit bad, wikkelde haar in een handdoek en droogde haar stevig af. Even later stonden we samen onze tanden te poetsen, zo gewoon en zo vertrouwd als een stel dat al jaren bij elkaar is.
◄9►
Mijn strategie begon vaste vorm aan te nemen. Ik moet haar voortdurend bezighouden, nam ik me voor. Afleiden, geen moment verslappen. Geen millimeter ruimte laten voor gesomber, maar lachen en laten lachen.
Ik aangekleed, zij in een badjas gewikkeld zochten we haar kamer op. Ik kon mijn ogen niet van haar afhouden toen zij zich in een schoon slipje wurmde en een bh pakte, die ik van achteren dichtmaakte voor haar.
- Trek maar iets makkelijks aan en neem je bikini mee.
- Wat gaan we doen dan?
- Dat zul je wel zien. We gaan eerst ergens een broodje scoren, want ik sterf van de honger.
- Ik eigenlijk ook, realiseerde ze zich.
Buiten sloeg ik een arm om haar heen. Trok haar mee naar de enige leuke tent van het stadje waar ze ook nog wat fatsoenlijks te eten serveerden. Aan de lunch lanceerde ik de ene platte grap na de andere. Gaf stoere verhalen en anekdotes ten beste uit een decennium hectisch journalistenbestaan. Mijn beloning bestond uit een serie glimlachjes, met af en toe een regelrechte schaterlach. En op gezette tijden uit een aanraking, zowel boven als onder de tafel.
- Doe je dit vaak?, vroeg ze ineens, tussen alle vrolijkheid door. Vreemde vrouwen oppikken en verleiden als je voor je krant op pad bent?
- Nee, nooit. Hier zit het toonbeeld van een trouwe echtgenoot vóór je, zei ik, bijna naar waarheid.
Gevaarlijk terrein, dus gooide ik er meteen weer een anekdote tegenaan.
- Tot gisteren was mijn vaste stelregel: ik laat me onder geen beding ooit met vrouwen in als ik aan het werk bent. Weet je waarom niet?
- Nou?
- Twee jaar geleden was ik met een collega op pad in Los Angeles. Na een hele dag rondsjouwen door vliegtuigfabrieken en gesprekken met hotemetoten van de Amerikaanse luchtmacht, waren we hard aan een borrel toe. Dus wij downtown een vlotte tent opgezocht en daar zàt me toch een prachtige vrouw in haar eentje aan de bar. Ik zei nog: oh, oh, handen af, maar mijn collega was niet te houden. Hij papte met haar aan, had tot zijn eigen verbazing succes en bracht haar mee naar ons tafeltje. Binnen de kortste keren waren die twee grondig elkaars huig aan het verkennen. Ik voelde dat ik teveel was, dus algauw kneep ik ertussenuit om in ons hotel mijn roes te gaan uitslapen. Om een uur of vier die nacht werd ik uit mijn bed gebeld. Mijn collega stond voor het hotel zonder geld en of ik maar z’n taxi wilde komen betalen. Zijn verovering was met zijn poen, creditcards en alles aan de haal gegaan en hij is nog dagen bezig geweest voor een nieuwe pas, het blokkeren van creditcards en om weer aan geld te komen. Begrijp je nu waarom ik zo blij was dat je nog naast me lag, vanmorgen? En dat mijn portemonnee nog in mijn achterzak zat?
Gelukkig, ze lachte weer. Hobbel genomen.
◄10►
Ik rekende af. We liepen een paar straatjes door tot aan een wat achteraf gelegen pompeus gebouw. Via een draaideur kwamen we in een ruime marmeren hal terecht, waar een prikkelende chloorlucht ons tegemoetkwam. Achter een overdadig gebeeldhouwd loket zetelde een gezette dame van onbestemde leeftijd. De communicatie met haar was er niet gemakkelijker op gemaakt met een glaswand waarin enkele spreekgaatjes waren aangebracht. Ik bestelde twee kaartjes, waarna we door een eveneens in hagelwit gestoken badmeester werden toegelaten tot een enorme, barok betegelde ruimte waarin een zwembad van relatief bescheiden afmetingen bijna in het niet viel.
De badmeester dirigeerde Klari naar de vrouwenvleugel en mij naar die van de mannen. Daar moesten we ons streng gescheiden omkleden. Toen ik me in het middenpad weer bij haar voegde, fluisterde ik haar toe:
- Nou moet je opletten wat er gebeurt.
We liepen naar het bad en ik begon met mijn tenen de temperatuur van het water te testen. De badmeester kwam met opgestoken vinger op ons afgestormd. Stomme buitenlanders, zag je hem denken, terwijl hij ons duidelijk maakte dat we zonder badmuts absoluut niet te water mochten. Toen we te kennen gaven dat we niet over zo’n attribuut beschikten, liep hij zuchtend naar zijn hokje om even later terug te keren met een stel badmutsen “van het huis”. Afgrijselijke, ballonvormige dingen waren het, met elastieken randen om ze over je oren te bevestigen, van het type one size fits all.
Onze zwempartij kon daardoor alleen al die middag niet stuk. We trokken een paar baantjes en elke keer als we elkaar tegenkwamen raakten we in een lachstuip die de verdrinkingsdood akelig dichtbij bracht. Onder die volstrekt belachelijke drijvende plastic puisten bezweek elke waardigheid. Het werd volkomen onmogelijk nog maar iets serieus te nemen wat de een tegen de ander te zeggen had.
Amechtig dreven we naast elkaar uit. Bij haar volgende lachbui kwam ik met gespeelde boosheid hoog overeind uit het water om haar te straffen met een paar forse plenzen. Ze deed of ze van schrik naar de bodem zonk. Net toen ik me wat ongerust begon te maken over haar lot dook ze achter me op om mijn badmuts met een ruk over mijn ogen naar beneden te trekken. Ik dook op mijn beurt naar de bodem, trok haar aan haar benen omlaag en zoende haar heftig voordat we samen proestend weer boven water kwamen.
Zo stoeiden we een tijdje door als twee verliefde pubers. Naderhand hingen we hijgend naast elkaar aan de rand van het zwembad. Zonder woorden, maar met ogen die elkaar verslonden. Laat ik voor mezelf spreken, de mijne kon ik niet van haar afhouden.
We rustten nog een uurtje uit op ligstoelen die we tegen elkaar aanschoven. Hand in hand praatten wat over koetjes, kalfjes en andere veilige, want luchtige onderwerpen. Mijn hand dwaalde in een later stadium af naar andere delen van haar prachtige lijf, zeer tot ongenoegen van onze badmeester die ik aanstalten zag maken om tussenbeide te komen. We doken maar weer het water in totdat een schrille bel de sluitingstijd verkondigde.
◄11►
We dronken wat in het stadje voordat we naar ons hotel terugkeerden. Ik wilde haar liefst geen moment uit het oog verliezen om de steeds weer op de loer liggende treurigheid geen enkele kans te geven. Tot mijn grote vreugde ging ze akkoord met mijn voorstel haar kamer op te zeggen en bij mij in te trekken.
Toen we met haar spullen mijn kamer binnenkwamen, klonken de laatste tonen van mijn telefoon me verwijtend in de oren. Er knipperden ritsen gemiste gesprekken en sms-berichten die ik niet nader hoefde te bekijken om te weten wat ze inhielden. Bij de krant waren ze vast ontroostbaar over het uitblijven van mijn breaking news en het thuisfront zou zich wel afvragen waar mijn dagelijkse telefoontjes bleven. Ik koos de makkelijkste weg om ook aan deze treurigheid een einde te maken en zette het toestel uit.
We spoelden de chloorlucht van onze lijven voordat we ons hesen in de nette kledij die Zwitserse restaurants – vooral restaurants in Zwitserse provincieplaatsen – nadrukkelijk op prijs stellen. Het etentje was een groot succes. We hielden ons nauwgezet aan de stilzwijgende afspraak alles wat maar even naar narigheid zweemde buiten beeld te houden. Eigenlijk kostte ons dat niet eens veel moeite, gelukkig als we waren in en met elkaars nabijheid. En de twee flessen wijn die we soldaat maakten gaven alles nog een extra roze tintje.
Onze stemmen en ons gelach weerkaatsten met ongepaste galm door de stille straatjes toen we innig verstrengeld ons hotel weer opzochten. De nachtportier keek nu openlijk misprijzend naar onze joelende entree. Hij probeerde de pret tot passende proporties terug te brengen door mij een dringend bericht uit het vaderland in de handen te duwen. Ik pakte het aan en verfrommelde het luchtig terwijl we op de lift afkoersten.
Die nacht opende ze wel zevenmaal haar hemelpoort voor me. We klampten ons net zolang aan elkaar vast totdat we allebei van oververmoeidheid als een blok tegen elkaar aan in slaap vielen.
◄12►
Het ontbijt hebben we de volgende dag weer niet gehaald. Het draaide opnieuw uit op een late lunch. Daarna lieten we ons per taxi naar een naburig dorpje rijden waar we de rest van de dag doorbrachten, wandelend door bossen en langs groene bergweiden. We hadden het zo geregeld dat we daarna wat konden eten in de enige kroeg die het dorp rijk was. Tegen het einde van de maaltijd zorgde de waard voor een taxi die ons naar Sankt-G. terugbracht.
De dagen die volgden waren bijna exacte kopieën van de voorgaande. Bijna, want ik zorgde steeds voor genoeg verrassingen in het programma om te blijven voldoen aan wat het wandtegeltje in mijn ouderlijk huis me steeds heeft voorgehouden: “Houd sleur en treur buiten de deur”. Een verschil met voorgaande dagen was ook dat de berichten van mijn hoofdredacteur en van thuis steeds dringender werden en dreigender van toon. Mijn telefoon zette ik weliswaar niet meer aan, maar de aanzwellende stroom telefoonnotities die mij dagelijks vanachter de hotelbalie werden overhandigd hoefde ik niet eens in te zien om te weten uit welke hoek de wind waaide.
De strategie van het grote negeren. Daarop bleef die dagen ons geluk gebaseerd. En het werkte wonderwel. Meestal tenminste. Soms kon ze ineens verzinken in somber gepeins. Haar ogen draaiden zich van me af naar een akelig vergezicht. Heel ver van me weg was ze dan even. Met moeite kon ik haar weer naar me toe halen. Als ik vroeg of het wel goed met haar ging, knikte ze zwijgend.
Achteraf ben ik gaan beseffen dat die sombere perioden steeds vaker terugkwamen. Dat ze vast ook veel meer heeft gepiekerd dan ze me liet zien. Dat ik dat wel had moeten zien. Eerder met haar had moeten praten over wat haar – en mij – werkelijk bezighield. Dan was dat fatale moment voor mij niet zo verschrikkelijk uit de lucht komen vallen.
◄13►
Die avond zou mijn hele leven voor de tweede keer in twee weken volledig op zijn kop worden gezet. We zaten te eten in ons favoriete restaurantje, wat mij betreft in opperbeste stemming, toen ze er plotseling uitgooide:
- Morgen ga ik terug naar huis.
Ik, verbijsterd, dacht eerst nog dat ik haar niet goed had verstaan. Maar ze herhaalde:
- Morgen moeten we afscheid nemen. Ik kan dat nu niet meer uitstellen. Ik moet terug naar mijn kinderen. Ik mis ze zó dat het pijn doet. Zo vreselijk veel pijn dat ik het hier niet meer uithoud.
- Maar dít dan, dit van ons. Wat wij samen hebben voelt voor mij als eens in m’n leven. Zonder jou is er geen leven meer voor me. We zijn toch gek op elkaar? Hoe vaak hebben we dat niet tegen elkaar gezegd? Als jij vertrekt, ruil je de ene pijn in voor de andere.
- Ik weet ‘t. Maar ik zie geen andere weg voor me. Ik ben gek op je, ja, maar verliefdheid gaat ooit over en moeder blijf je altijd. Ik heb er echt goed over nagedacht en ik weet nu zeker dat ik het mezelf nooit zal vergeven als ik mijn kinderen in de steek laat. Ik voel me nu al schuldig dat ik je zo lang aan het lijntje heb gehouden. Ik zal je heel erg missen. Maar die pijn zal geleidelijk minder worden. We hebben deze twee weken als het ware geleefd in een prachtig gekleurde luchtbel die we voor onszelf geblazen hebben. Vroeger of later zou die toch uit elkaar zijn gespat
- Maar dat hoeft toch helemaal niet! Wij zijn voor elkaar geschapen. Waarom blijven we niet bij elkaar en nemen we je kinderen met ons mee?
- Dat kan echt niet, Marcel. Neem dat nou van me aan. Het is onmogelijk.
- Waarom zou dat niet kunnen? Ik ken tientallen mannen èn vrouwen die een eind hebben gemaakt aan een mislukte relatie om een tweede kans op geluk te grijpen. En die daar later nooit spijt van hebben gekregen.
- Ik zou niets liever willen, maar in mijn geval is dat uitgesloten. Geloof me nou op mijn woord en laten we een beetje proberen te genieten van onze laatste avond samen.
- Hoe kan ik nou nog genieten? Jij bent de zon van mijn bestaan. Als die wegvalt wordt alles koud en kil om me heen. Leg me dan tenminste uit waarom samen verdergaan geen optie is.
- Marcel, asjeblieft, laat het rusten.
- Nee, ik vind dat ik er recht heb om te weten wat er speelt.
Haar hoge woord kwam er eindelijk uit. Eerst aarzelend en haperend, maar gaandeweg vlotter, en uiteindelijk meende ik zelfs enige opluchting te bespeuren dat ze haar verhaal met me kon delen.
- Ik vertelde je al dat ik Frans heb gestudeerd in B. Wat ik je niet heb verteld is dat ik die studie heb doorgedrukt tegen de zin van mijn ouders. Ze hadden er sowieso geen geld voor, dus ik moest allerlei baantjes aannemen. Ik verdiende met keihard werken amper genoeg om in leven te blijven. Ik moet erbij zeggen dat ik nooit goed met geld heb kunnen omgaan. Mijn kamergenootje had altijd geld als water. Ik kwam er algauw achter dat ze dat in de escortwereld verdiende. De verleiding om zo gemakkelijk aan veel geld te komen was te sterk voor me. Drie jaar heb ik onbezorgd kunnen studeren en kunnen genieten van het studentenleven en het enige dat ik daarvoor hoefde te doen was af en toe een dure meneer in zijn hotel een uurtje te plezieren. Toch was ik blij dat ik er na mijn afstuderen een punt achter kon zetten. Ik trouwde kort daarna, we verhuisden naar Z., we kregen kinderen en alles ging goed totdat mijn man op een dag schuimbekkend thuiskwam en mij voor hoer begon uit te maken. Een van zijn zakenrelaties had mij herkend en het verhaal had al een tijdje de ronde gedaan voordat het mijn man ter ore kwam. Hij heeft het nooit kunnen verkroppen. Vanaf dat moment was hij er voortdurend op uit me te vernederen, niet alleen geestelijk, maar ook lichamelijk. Ik zal je de details besparen.
- Maar dat laat je je toch niet zomaar aandoen?, kwam ik tussenbeide. Je gaat toch weg bij zo’n vent?
- Hoe vaak ik hem niet heb voorgesteld uit elkaar te gaan. Maar hij wilde daar niets van weten. Hij zei dat hij me helemaal kapot zou maken. Dat hij zou zorgen dat ik nergens meer een poot aan de grond zou krijgen. En hij dreigde dat ik m’n kinderen nooit meer zou zien als ik bij hem weg zou gaan. Dat zal me absoluut geen moeite kosten met een moeder met zó’n verleden, zei hij steeds. Twee weken geleden ben ik het huis uit gevlucht na weer zo’n uitbarsting. De rest weet je.
◄14►
Geruime tijd deed ik er het zwijgen toe terwijl ik mijn armen om haar schokkende lijfje sloeg.
- Kun je niet vluchten met je kinderen? Ik help je de grens over naar Holland. Dan kun je alles achter je laten en kunnen we samen weer een toekomst opbouwen, suggereerde ik hoopvol.
Zij bleek daar ook al aan gedacht te hebben. God mag weten wanneer, maar ze had er zelfs al een telefoontje aan gewaagd met een bevriende jurist uit B. Die had haar zo’n stap met klem afgeraden.
Als je je kinderen zonder toestemming van de andere ouder naar het buitenland meeneemt, pleeg je een strafbaar feit, had hij haar verteld. Er is een internationaal verdrag tegen kinderontvoering en op grond daarvan kan je man via de rechter afdwingen dat de kinderen bij hem terugkomen. Jij riskeert vervolging en een gevangenisstraf. Besef wel dat je nooit meer terug kunt naar Zwitserland, want zodra je het land binnenkomt, word je direct in de kraag gevat.
- Ik zit aan alle kanten klem, zuchtte ze. Er zit echt niets anders op dan terug te gaan naar mijn kinderen en me verder zoveel mogelijk af te schermen van alle ellende thuis.
Wanhopig probeerde ik betere oplossingen te verzinnen, maar hoe ik mijn hoofd er ook over brak, ik zag er geen gat in. Er was alleen nog maar het peilloos diepe gat dat zich voor mijn voeten had geopend, waar ik die avond was ingedonderd en waar ik mezelf nooit meer zag uitkrabbelen.
Ik rekende af en we begonnen aan de loodzware gang terug naar het hotel in het besef dat we onze laatste nacht samen tegemoet gingen. Van slapen kwam niet veel terecht. We wilden allebei het gevoel van bij elkaar zijn zo lang mogelijk ervaren en vasthouden. Meestal lagen we zwijgend in elkaar verstrengeld. Bij vlagen drong ik voorzichtig bij haar binnen, niet eens uit geilheid, maar meer uit een behoefte om nóg dichter bij haar te zijn. We zochten dan een traag en teder ritme waarbij we elkaar innig zoenden en elkaar bleven aanraken waar we maar konden.
Toen ik haar hielp haar koffer te pakken, kon ik mijn emoties niet langer baas. Nu was zij het die probeerde mijn troosteloosheid te doorbreken. Ze pakte me beet en fluisterde sussende, zoete woordjes in mijn oor. Voor het eerst zei ze ronduit dat ze van me hield, maar dat maakte het er voor mij niet gemakkelijker op.
Na het ontbijt – het eerste en het laatste dat we samen in het hotel nuttigden – wandelden we samen naar het station. Ik zeulend met haar koffer en zij met haar hand mijn vrije hand omklemmend.
Er bestaat niets treurigers dan twee mensen die op het punt staan uit elkaar te gaan, samen op een tochtig perron in afwachting van de binnenkomst van de trein die één van hen voorgoed zal wegvoeren. Alles wat je in zo’n situatie zegt, klinkt overbodig en vals. Dus zeg je maar niks. Toen de trein knarsend tot stilstand kwam, omklemde ik haar voor de laatste keer, zoende haar heftig en hielp haar toen met haar koffer naar binnen. Sullig stond ik in mijn eentje op het perron. Haar hoofd kwam uit een van de geopende raampjes tevoorschijn en zo stonden we een tijdje zwijgend naar elkaar te staren tot de trein in beweging kwam. Ik liep een eindje mee, uit alle macht zwaaiend, en riep dat ik haar ging schrijven, poste restante Z. Ze vond dat duidelijk niet zo’n goed idee, maar ze knikte en bleef naar me terugzwaaien zolang ik haar in beeld had.
◄15►
Terug in het hotel nam ik de post in ontvangst en zette ik me aan het opruimen van de puinhopen die ik van mijn baan en mijn gezin had gemaakt. In mijn kamer opende ik voor het eerst in twee weken mijn mail. Trof daarin een hele reeks berichten aan van de krant, in steeds dringender toon gezet. Waarom ik niets van me liet horen, waar mijn berichten bleven van het congres, waarom ik de wereldprimeur had gemist over de grootscheepse Russische gasleveranties die in de wandelgangen waren beklonken. Tenslotte was daar de aanzegging per mail, en de bevestiging per telegram, dat ik op staande voet was ontslagen. De officiële ontslagbrief was aangetekend naar mijn huisadres verzonden.
Mijn vrouw klonk uiterst koel toen ik haar belde. Van haar hoefde ik helemaal niet meer terug te komen, beet ze me toe. Ik voelde me niet in staat om weerwerk te leveren, dus ik liet de hele verwijtenstroom gelaten over me heenkomen. Dat ze me “ikweetniethoevaak” had gebeld, dat ze via de krant achter mijn hotel had moeten komen, dat ze “ikweetniethoevaak” het hotel had gebeld, maar steeds te horen had gekregen dat “meneer en mevrouw” uit waren of niet gestoord konden worden.
Ik had niet de neiging haar voor te liegen. Probeerde haar uit te leggen hoe heftig mijn gevoelens voor die andere vrouw waren. Zó heftig dat al het andere voor mij niet meer telde. Maar dat het nu over was. Dat we die dag afscheid hadden genomen, voorgoed. Het stelde haar allerminst gerust. Ze was helemaal klaar met me, zei ze en ze wilde me alleen nog zien als ik mijn spullen zou komen pakken. Hoe eerder, hoe liever. En mijn ontslagbrief kon ik dan in één moeite meenemen.
Bij het afrekenen aan de hotelbalie wachtte me nieuw dieptepunt. De creditcard van de krant bleek te zijn ingetrokken en met mijn bankkaart konden of wilden ze niks. Het kostte me nog een halve dag om van vrienden genoeg geld bij elkaar te bedelen en over te laten komen om de hoog opgelopen hotelrekening te betalen.
◄16►
Ik sluit de la van mijn bureau, maar de stroom herinneringen laat zich niet afsluiten. Maar goed ook, zeg ik in mezelf, dat is het enige dat ze me niet hebben afgepakt. Ik trek een vel papier tevoorschijn en begin aan mijn dagelijkse brief. De enige teksten die ik aflever de laatste tijd. Bepaald niet mijn beste teksten ooit, want oud nieuws en meer van hetzelfde. Dat ik haar schrijnend mis. Dat ik leef op de herinneringen aan onze twee weken samen. Dat ik haar gauw weer wil zien. Dat ik haar smeek om zich los te maken voor een ontmoeting. Al is het maar één keer en voor een paar uur.
© Wim van Campen - 28 juni 2012
[TERUG NAAR BOVEN] | [TERUG NAAR SCHRIJVEN] | [TERUG NAAR INTRO]