Kort verhaal: Man van de klok

 

Terug naar Schrijven

Intropagina

Man van de klok

 

Niets ter wereld windt mij meer op dan een heel legertje klokken die samen een nieuw uur inluiden. Ik hèb iets met klokken. Al zolang ik me kan heugen. Het moet begonnen zijn toen ik als kleuter een klokje kreeg met twee kabouters die elkaar op de wijzerplaat achternazaten. In de loop van de jaren is het een soort hartstocht geworden. Het is toch ook iets geweldigs, zeg nou zelf. Een mechaniekje dat iets zichtbaar kan maken wat niet te zien is!

De klok is naar mijn bescheiden mening het mooiste dat de mens ooit heeft bedacht. Een klok die niet gelijk loopt is dus logischerwijs een misdaad tegen de menselijkheid. Een mens moet blindelings op een klok kunnen vertrouwen, want hij kan de tijd zelf niet zien. En als hij er verkeerd over wordt geïnformeerd, kan dat de vreselijkste gevolgen hebben.

De grootste waarheden komen altijd aan het licht door iets heel simpels. Mijn grote waarheid ontdekte ik in een Utrechts museum, waar ik, alweer jaren geleden, rondliep langs een schitterende verzameling bijzondere klokken.

Het was op een ochtend en het liep tegen elven. Ik vergeet het nooit meer. Opeens kwamen alle klokken tot leven en begonnen ze te slaan. Nou ja, slaan is het woord niet. Van een licht getinkel tot een zware bimbam. Van een zacht gefluit tot een doordringende koekoekskreet. Van eentonige slagen tot halve symfonieën. En alle denkbare geluiden daartussenin. Een onbeschrijfelijke ervaring als dat allemaal tegelijk in actie komt.

Tenminste - wàs het maar allemaal tegelijk. Mijn opwinding was meteen over toen het tot me doordrong dat van al die honderden klokken er geen enkele in de pas liep met een andere. De eerste begon al te slaan toen er op mijn horloge nog ettelijke minuten te gaan waren en de laatste slag klonk pas een minuut of vijf na elven.

In een flits brak een totaal nieuw inzicht bij me door. Van al deze klokken was er hooguit één, maar waarschijnlijk zelfs geen enkele, die de juiste tijd aangaf! Als dat hier al het geval was, hoe zou het dan landelijk, ja wereldwijd, gesteld zijn met de nauwkeurigheid van onze klokken. Net zo beroerd natuurlijk, zo niet beroerder. Alleen was dat niemand nog opgevallen omdat we zelden meer dan één klok tegelijk raadplegen of – als we dat al doen – afwijkingen niet serieus worden genomen. Zodat we onze klokken ook nooit afdoende controleren. We zijn, kortom, als het om onze klokken gaat veel te goed van vertrouwen. We geloven het wel.

Daardoor gaan we slordig om met de tijd. Zot eigenlijk, want iedereen weet ‘t: tijd is geld. In fracties van seconden kan de beslissing vallen over leven of dood – en over allerlei andere zaken waar wij mensen aan hechten.

Hoe zouden we kunnen weten wanneer het onze tijd is als we de juiste tijd niet hebben? De tijd vliegt, zeiden de oude Romeinen. Ik voeg daaraan toe dat niemand zijn vlucht precies kent, bij gebrek aan deugdelijke instrumenten. Alles in het leven is tijdgebonden – maar ons hele leven is aan de verkeerde tijd gebonden, weet ik inmiddels uit eigen waarneming.

***

Een nieuw inzicht kan je leven een heel andere wending geven. Dat zag je bij Boeddha, bij Moses, bij Columbus, bij Darwin en bij dokter Vogel – om er een paar te noemen. Zo keek ik voortaan met heel andere ogen naar alle klokken om me heen. Ik wantrouwde ze en voelde bij elk uurwerk de aanvechting ‘m op juistheid te controleren.

Maar wie zei me dat ik zelf de juiste tijd had? Nee dus, naar alle waarschijnlijkheid niet. De vierendertig klokken in mijn flat liepen wel strak met elkaar in de pas, maar ik moest er toch geregeld een tot de orde roepen. Af en toe zette ik het hele zaakje weer gelijk, maar alles aan de hand van mijn digitale horloge – en dat had ik natuurlijk ooit eens met de hand ingesteld.

Het eerste dat me te doen stond was zorgen dat ik zelf de exacte tijd had. Dat viel nog niet mee. Met de telefonische tijdmelding kom je een eind, maar het lukte me nooit om “bij de volgende toon” mijn horloge precies op dertien uur, eenentwintig minuten en achttien seconden ingesteld te krijgen. Mijn computer gaf ook al niet veel steun. De tijd die het ding aangaf had ik natuurlijk zelf ingevoerd – met alle onnauwkeurigheid van dien. Er waren websites met tijdmeldingen, maar kon ik die vertrouwen? Het bleek van niet, want bij drukte op het internet kon de weergegeven tijd seconden gaan achterlopen op de werkelijke tijd.

Toen stuitte ik op een aanbieding van een horloge die atoomtijd beloofde en waarvan de aanbieder beweerde dat-ie op de microseconde nauwkeurig liep. Ik besloot het ding aan te schaffen. Het kostte een vermogen, maar het bleek mijn beste aankoop ooit. Alle controles die ik toepaste doorstond hij glansrijk. Hij kon zelfs gemakkelijk overweg met de schrikkelseconde die eens in de paar jaar wordt ingelast om de slordigheden in de omloop van de aarde te corrigeren.

***

Gewapend met mijn aanwinst ben ik op onderzoek uitgegaan. De situatie bleek nog een stuk slechter te zijn dan ik vermoedde. Geen enkele openbare klok gaf de juiste tijd aan.

Het bontst maken de Nederlandse Spoorwegen het. Hun stationsklokken lopen niet alleen systematisch ruim tien seconden achter, maar er zit ook binnen elke minuut een rare afwijking in hun tijdsaanduiding. De klok geeft de seconden veel te snel weer en hapert dan bij het einde van elke minuut bijna twee volle seconden voordat de minutenwijzer naar het volgende streepje verspringt.

Hoe kun je nou als vervoerder volhouden dat je punctualiteit nastreeft als je eigen klokken niet op tijd lopen? Je ziet op de perrons dat de machinisten er ook niet in geloven. Meestal zijn hun treinen vertraagd, maar als ze al eens op tijd zijn gebeurt het met de regelmaat van de klok dat ze de volle minuut niet afwachten en er seconden eerder vandoor gaan. Dat soort ongedisciplineerde gedrag daar vraag je om als je er zelf een potje van maakt qua tijd.

Natuurlijk heb ik gebeld met de NS. Na een woud van keuzemenu’s te hebben doorlopen en daarna nog eindeloos te hebben gewacht kreeg ik een medewerker aan de lijn die niet snapte waar ik me druk om maakte. Toen ik aandrong op een fatsoenlijke reactie, ging-ie ruggenspraak houden en kwam-ie terug met de mededeling dat de NS niet over de stationsklokken gaan, maar dat ik bij de netbeheerder ProRail moest zijn.

Belachelijk natuurlijk dat je zoiets cruciaals als de vertrektijden van je treinen laat bepalen door een andere partij. Maar goed, gebeld dus met ProRail, een overheidsbedrijf dat nota bene speciaal in het leven is geroepen om ervoor te zorgen dat de spoorwegen hun werk goed kunnen doen. Van de taakopvatting van die club heb ik inmiddels ook al geen hoge pet op. Op mijn telefoontjes kreeg ik zulke laconieke reacties dat ik besloot in de pen te klimmen. Tientallen brieven heb ik geschreven aan steeds weer hogere verantwoordelijke instanties tot aan de hoofddirectie toe.

Telkens kreeg ik zulke nietszeggende antwoorden, dat ik mij verplicht voelde de zaak door te spelen naar de reizigersclub ROVER. Daar kreeg ik een mevrouw Modderman aan de lijn die beloofde mijn klacht door te geven. Dan zou er wel werk van worden gemaakt.

Nou, nee dus. Ik heb sindsdien elke week met mevrouw Modderman gebeld, maar ik word steeds met een andere kluit in het riet gestuurd. Eerst zei ze een tijdje dat de zaak nog in behandeling was. Maar uiteindelijk kwam het hoge woord eruit. Ze gingen er niets mee doen en verzochten mij dringend niet meer te bellen. Niet dat ik me daar iets van aantrek, want de club die de NS hinderlijk zou moeten volgen, heeft dringend een luis in eigen pels nodig. Ik bleef ze dus met telefoontjes en brieven overladen in de hoop dat de ernst van de zaak ooit tot ze zou doordringen.

***

Veel plezier beleef ik niet aan de taak die ik mezelf heb opgelegd. Ik troost me maar met de gedachte dat ik in goed gezelschap ben. In alle eeuwen zijn er mensen opgestaan die in absolute eenzaamheid de strijd hebben aangebonden tegen achterlijkheid en laksheid. Zonder zulke zieners hadden we nu nog steeds geloofd dat de zon om de aarde draait of dat malle vrouwen als heks moeten worden verbrand.

Dit soort gedachten hielden me op de been bij mijn rondgang langs de openbare klokken in onze grote steden. Niet een was er bij die de juiste tijd aanwees. Vreemd genoeg liepen alle klokken achter. In de steden die worden bediend door energiebedrijf Eneco kwam ik per etmaal elf seconden tekort en concurrent Nuon maakte het nog bonter door liefst bijna dertien seconden per 24 uur zoek te maken.

Ik dacht dat ik alle soorten van reacties wel gehad had, van absolute onverschilligheid tot lacherigheid, maar bij de twee energiereuzen had ik de indruk dat ze schrokken van mijn meldingen. Heel even maar, want onmiddellijk daarna kreeg ik weer de vertrouwde teksten voorgeschoteld. Dat ze het zouden doorgeven naar hun technische diensten. Dat die een onderzoek hadden ingesteld, maar geen afwijkingen hadden gevonden. Dat ik dat van ze moest aannemen en ten slotte dat ze van mijn verdere telefoontjes verschoond wensten te blijven. Mijn brieven werden na verloop van tijd zonder commentaar geretourneerd.

Intussen had ik de reden van hun eerste schrik achterhaald. Als alle klokken die zij van stroom voorzien te langzaam lopen, dan leveren ze dus minder stroom dan nodig is om ze op tijd te laten lopen. Je hoefde bepaald geen genie te zijn om hieruit te concluderen dat ze hun klanten ook minder elektriciteit leveren dan waarvoor ze hen laten betalen.

Die afwijkende klokken waren dus het topje van een ijsberg. Ik was gestuit op een gigantische fraude. Gezien de bedragen die ermee gemoeid waren, verbaasde het me niet langer dat ik al mijn ingezonden brieven naar zowat alle kranten en opiniebladen over deze kwestie ongeplaatst terugkreeg. De energielobby heeft overal zijn tentakels in het land en overal een vinger in de pap. Hoge types in de politiek en de media staan op hun loonlijst of zijn financieel van ze afhankelijk via baantjes, adviseurschappen, commissariaten en waarschijnlijk ook regelrechte smeergelden.

***

Rond die tijd begon ik vreemde tikken te horen als ik de telefoon opnam. En ik had de indruk dat mijn brieven geopend werden. Dat betekende weer meer werk aan de winkel. Terwijl ik nog druk met de Consumentenbond in de weer was over het schandaal van de te dure kilowatturen, moest ik nu ook de Nationale Ombudsman inschakelen wegens de inbreuken op mijn privacy.

Bij beide instanties kreeg ik overigens weer geen poot aan de grond. De Nationale Ombudsman beloofde een onderzoek, maar liet me na maanden uiteindelijk weten de zaak te laten rusten bij gebrek aan harde aanwijzingen.

De juridische dienst van de Consumentenbond vond het twijfelachtig of ik als “privépersoon navenante schade lijdt door een vermeende onderlevering van elektriciteit”. Als ik gelijk had werd de hele samenleving opgelicht en daar was een andere afdeling voor, zeiden ze. Geef me dan die afdeling maar, drong ik aan. Maar dat kon niet. Ze wilden mijn melding wel doorgeven aan hun juristen van de afdeling Maatschappelijke Belangenbehartiging en dan zou ik er misschien nog wel wat van horen. Gehoord heb ik er nooit meer wat van, ook niet op mijn vervolgtelefoontjes en op de brieven die ik nog steeds hun kant op stuur.

Ik liet me niet afschrikken, maar breidde mijn onderzoek uit naar het Noorden, Oosten en Zuiden van het land. Alleen op de Waddeneilanden waar ze nog hun eigen stroom opwekken, vond ik geen afwijkingen. Verder trof ik overal achterlopende klokken aan. De andere grote energieleveranciers waren net zo hard aan het stelen uit de beurs van de burgers. Die moesten daar dus net zo hard op worden aangesproken.

***

Het moet rond die tijd zijn geweest dat ik op een avond voor het eerst een donkere figuur waarnam in een portiek tegenover m’n huis. Ik sloot de gordijnen, schakelde de verlichting uit en loerde door een kier naar de roerloze gestalte. Ik probeerde alle logische verklaringen voor deze verschijning uit, maar met het verstrijken van de tijd verloor de een na de andere haar geldigheid. Ik ging naar bed met de wekker op drie uur en stelde vast dat mijn bewaker – want dat moest het wel zijn – nog steeds de wacht hield. Sindsdien wordt ik geregeld vanaf de straat in de gaten gehouden door duistere lieden die zich schuilhouden in portieken, onder luifels en voor etalageruiten.

Ik had bij plaatselijke bestuurders al vaker aandacht gevraagd voor mijn schandaal, maar nu vond ik het tijd worden om de landelijke politiek in te schakelen. Van de grote politieke partijen in de Tweede Kamer zocht en vond ik de specialisten op de gebieden energievoorziening en nationale veiligheid. Ik benaderde ze allemaal persoonlijk met mijn relaas en ik bleef ze daarna voortdurend achter de vodden zitten.

Tot op de dag van vandaag heb ik van de PvdA nooit een reactie gehad na een ontvangstbevestiging met de melding dat “een en ander onder de aandacht zal worden gebracht van de relevante personen en organen, welke erop zullen terugkomen als daartoe aanleiding bestaat”. Van de VVD kreeg ik na lang aandringen een eenregelig standaardbriefje met de mededeling dat “aan de door u aangebrachte za(a)k(en) geen prioriteit kan worden toegekend”.

Het CDA reageerde wel inhoudelijk, maar daarom nog niet bevredigend. Namens de fractiedeskundige werd mij te verstaan gegeven dat – indien mijn bevindingen al juist waren – er geen sprake kon zijn van bevoordeling aangezien het overheidsbedrijven betrof, zodat winsten – ook als deze wellicht wat te hoog mochten uitvallen – weer aan de gemeenschap ten goede komen.

Alleen de kleinere partijen toonden zich geïnteresseerd. Maar hun mensen die ik in eerste instantie aan mijn kant kreeg, werden al gauw weer in beslag genomen door andere zaken en bekenden dat eerlijk – als ik ze al te pakken kreeg, wat meestal bij deze druk bezette lieden niet lukte.

***

Alle ballen die ik ooit had opgegooid, moesten ook in de lucht gehouden worden en daar ging steeds meer tijd in zitten. Tijd die ten koste ging van mijn veldwerk. Op den duur kwam ik mijn huis haast niet meer uit, afgezien van nog maar één wekelijkse reis naar de een of andere uithoek van het land.

Terugkomend van zo’n reis gingen me in huis onregelmatigheden opvallen. Dingen die niet op de plaats lagen waar ik ze meende achtergelaten te hebben. Stapeltjes papieren die net even slordiger op en in mijn bureau lagen dan ik gewend was ze te rangschikken. Mijn vermoedens werden bevestigd toen ik telkens voor mijn vertrek precies ging vastleggen waar en hoe ik alles had achtergelaten. Er werd in mijn spullen gerommeld en mijn papieren werden besnuffeld door onbekenden die mijn woning binnendrongen zodra ik mijn hielen had gelicht. Het was toen dat ik besloot een kluisje te huren waar ik dit dagboek en alle aantekeningen, tabellen en grafieken van mijn waarnemingen nu in bewaar. De sleutel heb ik een tijdje bij me gedragen totdat ik het veiliger vond ‘m in bewaring te geven bij mijn buurvrouw Jeanette, een van de weinigen die ik onvoorwaardelijk vertrouw.

Hoewel ik nooit enig spoor van braak heb ontdekt en niemand van mijn buren ooit iets zei te hebben gemerkt, bleven de ongenode gasten komen. Niets was veilig voor ze. Ze rommelden zelfs in mijn keukenkastjes en in mijn etensvoorraden. Tweemaal heb ik de politie erbij gehaald, maar die zeiden geen enkele aanwijzing van onrechtmatige binnendringing te kunnen vinden. De derde keer dat ik belde, kwamen ze niet eens meer opdagen. De burgers die ze geacht worden te beschermen, laten ze doodleuk in de kou staan als het hen niet uitkomt! Als dat geen klacht bij de Officier van Justitie waard is dan weet ik het niet meer.

Ik zal blijven vechten tot het bittere einde. Niets en niemand kan me daarvan afhouden.

***

 

[Geachte redactie,

Zoals afgesproken zend ik u bijgaand een kopie toe van een relaas van de hand van mijn onlangs overleden oom Hans Vrolijk uit Den Haag. Toen ik u daarover belde, wilde u het graag inzien om te kunnen beoordelen of het zich misschien leent voor een publicatie.

Het bericht van het overlijden van mijn oom kwam voor mij als een grote verrassing. Na mijn kinderjaren had ik weliswaar nog maar sporadisch contact met hem, maar als ik hem weer eens zag, verkeerde hij altijd in blakende gezondheid. Oom Hans heeft verder kind noch kraai, dus ik werd ineens als enig erfgenaam met zijn hele boeltje opgezadeld. Het uitruimen van zijn huis vol met aangeslibde zooi van tientallen jaren was een gigantische klus waar ik niet echt op zat te wachten. Maar ja, je doet je plicht, nietwaar?

Ik maakte kennis met de buurvrouw die oom Hans dood achter zijn bureau heeft gevonden toen ze hem een pannetje soep kwam brengen. Zij heeft de huisarts gebeld en ook de politie, omdat die al een paar maal over de vloer was geweest. Hij had de laatste tijd het idee dat hij werd belaagd of zo. De politie kwam, zag en verdween. Ook de huisarts was zó weer vertrokken, nadat hij een natuurlijke dood door hartstilstand had vastgesteld en een ambulance had gebeld om oom Hans af te voeren.

De buurvrouw gaf me de sleutel van een kluisje. Toen ik die opende vond ik een hele stapel papieren met allerlei ingewikkelde berekeningen, tabellen en grafieken. Ook dit verhaal zat erbij, een soort dagboek, waarin oom Hans verslag doet van zijn merkwaardige bezigheden van de laatste jaren. Ik hoor wel van u of u er wat mee kunt.

Met vriendelijke groeten,

Dick Reitsma]

 

©Wim van Campen/aug 2006

[TERUG NAAR BOVEN] [TERUG NAAR SCHRIJVEN] | [TERUG NAAR INTRO]